top of page
  • Foto van schrijverTriplesol

Zonnepanelen aansluiten op de groepenkast - deel 1

Wij hebben twee artikelen geschreven over zonnepanelen aansluiten omdat dit onderwerp complex is en er heel veel variabelen bij komen kijken. De artikelen hoeven niet in een bepaalde volgorde gelezen te worden.


Zonnepanelen aansluiten is een serieus onderwerp waar vaak weinig aandacht voor is in het offertetraject. Veel mensen begrijpen niet veel van hoe een groepenkast in elkaar zit. Ze rekenen erop dat het bedrijf dat hen een aanbieding doet het wel weet en het netjes aansluit. Helaas kun je daar niet zomaar vanuit gaan. Zoals met veel zaken is het goed je zelf ergens over te informeren voordat je offertes gaat opvragen. Zo kom je tot veel kritischere vragen en die helpen je het kaf van het koren te scheiden.


Een adviseur voor zonnepanelen moet een beetje houden van puzzelen. Puzzelen doe je met het legplan op het dak, met het vinden van een goede looproute voor de panelen, bij het bekijken van het bekabelingstraject, maar bij uitstek ook bij het aansluiten van het systeem op de groepenkast. Bij Triplesol zijn wij puzzelaars. Elektrotechniek is leuk! Zoveel hoef je niet te weten om het te begrijpen. In dit artikel hopen we je wijzer te maken over het onderwerp zonnepanelen aansluiten op de groepenkast.


Op deze pagina lees je over:



Kabels

Elektrische ladingen kunnen alleen maar geconsumeerd of geproduceerd worden als ze getransporteerd kunnen worden. Transport gaat met een kabel. De dikte van de kabel bepaalt hoeveel stroom er doorheen kan. Er zit behoorlijk wat “rek” in kabels ten overstaan van wat de regels zijn. Een normale 2,5 mm² mag volgens NEN1010 maximaal 16 Ampère stroom vervoeren, maar in de praktijk kan het onder de meeste omstandigheden wel 20 Ampère stroom hebben of zelfs 25 A.


Gelijkstroom bekabeling

Wij maken onderscheid tussen twee soorten kabels als het om zonnepanelen aansluiten op de groepenkast gaat. Er zijn gelijkstroom kabels en wisselstroom kabels. Gelijkstroom kabels bevinden zich tussen de omvormer en de zonnepanelen. Gelijkstroom kabels hebben eigenlijk een vaste dikte van 4 mm². In een gelijkstroom kabel zit niets anders dan geslagen draad. Er zit geen aarde of nul in; de stroom gaat namelijk maar één kant op. Dikkere kabels zijn eigenlijk niet nodig, want een omvormer kan maar beperkte stringlengtes aan. Een string van 28 panelen is wel een beetje het maximum, en dat kan een 4 mm² wel hebben. Gelijkstroom bekabeling is echter niet van belang voor het aansluiten op de groepenkast. Dat gebeurt met wisselstroom bekabeling.


De kabels moeten worden voorzien van stekkers. Je hebt twee soorten stekkers: het mannetje en het vrouwtje (de rode en de zwarte); respectievelijk de plus en de min. De stekkers bestaan uit een binnenwerk en een buitenwerk. Waar het vrouwtje smal is aan de buitenkant, is het ijzertje aan de binnenzijde juist breed. Bij het mannetje zit het weer precies andersom. De ijzertjes op de kabel worden vastgedrukt met een speciale tang. Dit is een vrij precieze handeling waarbij de installateur het ijzertje om de geslagen koperdraden heen buigt. Doet hij dit niet goed, zal er geen goed contact zijn tussen de connectoren. Op het internet valt veel te lezen over dat exact dezelfde stekkers gebruikt moeten worden om brand te voorkomen. Wij gebruiken altijd de algemene stekkers die geleverd worden door de Nederlandse groothandel.


Wisselstroom bekabeling

Zoals de DC-kabels stekkers hebben, hebben wisselstroomkabels ook een beginpunt en een eindpunt. Wisselstroom kabels eindigen in de omvormer of op een speciale stekker voor de omvormer die wordt meegeleverd. Bij een micro-omvormersysteem komen de kabels in een lasdoos of kabelverbindstuk. Aan het beginpunt van de kabel zit een automaat of een alamat. Een stekker zoals bijvoorbeeld op een huishoudelijk apparaat zit, heb je niet bij moderne zonnepaneelinstallaties.


Terwijl een omvormer meerdere strings gelijkstroombekabeling kan hebben, heeft het maar één kabel wisselstroom die eruit gaat. Die kabel moet dik genoeg zijn alle stroom uit de omvormer te vervoeren en veilig zijn. Een wisselstroom bekabeling bestaat dus per definitie uit drie draden: de aarde, de nul en de fase. Ingeval van 3-fase, bestaat de kabel uit de nul, de aarde en de fases R, S en T. De draden zijn identiek. Je kunt dus een aarde uit zo’n kabel aansluiten als nul of als fase, zo lang je dat zowel in de omvormer doet als in de groepenkast.


Casus: creatief met bekabelen

Dit laatste kan leiden tot grappige opstellingen.


We komen wel eens bij mensen die hun woning hebben gebouwd met het idee dat er zonnepanelen op het dak zouden komen. Ze hebben vaak loze leidingen al naar boven getrokken voor zonnepanelen aansluiten. Vaak helpt zo’n voorbereiding heel erg. Bij een 1-fase systeem bespaart dit veel tijd. Een 3-fase omvormersysteem heeft echter een 3-fase kabel nodig.


Stel je hebt bijvoorbeeld twee loze leidingen die van boven naar beneden lopen van 16 mm. Je wilt op zolder een 3-fase omvormer ophangen. Door de 16 mm pijpjes krijg je geen 3-fase kabel. Die is daarvoor veel te dik. Wat je zou kunnen doen is twee 1-fase kabels door beide pijpje heen helemaal naar beneden leggen. In de meterkast vang je de twee kabels op. Je hebt in totaal twee aarde draden, twee nuldraden en twee fases. Het beste is één kabel te gebruiken als je fases R, S en T. Van de andere kabel gebruik je alleen de aarde en de nul. De fase draad van die kabel dop je af. Je sluit de kabels in de omvormer aan en op de automaat in de groepenkast. Het resultaat is een 3-fase aansluiting met twee 1-fase kabels.


Komt dit vaak voor? Nee, bijna nooit. Dit voorbeeld illustreert echter de creativiteit die mogelijk is binnen ons werk. Met een beetje vindingrijkheid sluiten wij dingen goed aan zonder dat het hele huis verbouwd hoeft te worden.


Kabeldiktes

De juiste kabeldikte zorgt ervoor dat de kabel niet overbelast raakt. Stop je een te dunne kabel in een te hoog vermogen apparaat, dan kan de kabel doorbranden. Om te voorkomen dat dit gebeurt, moet de kabel afgezekerd worden met een automaat.


Hieronder een overzichtje van de kabeldiktes die van toepassing zijn bij welk aantal panelen. Dit tabelletje geeft een idee, maar het is sterk afhankelijk van de situatie van de installatie welke diameter kabel er gebruikt moet worden. Veruit het belangrijkst is de maat van de omvormer. Op de omvormer datasheet staat hoeveel stroom een omvormer maximaal kan produceren. Je kunt wel 30 panelen leggen op een omvormer die maar 16 A kan produceren, als je de panelen bijvoorbeeld op het noorden legt.


Wat direct opvalt in dit tabelletje is dat er geen aparte kolom is voor 3-fase kabel. Dat klopt. In wezen is dat ook niet nodig. Een 3-fase kabel van 2,5 mm² kabel kan bijvoorbeeld 3*16 A aan stroom verwerken. Op zo’n kabel kunnen wel 48 panelen die je vol in de zon legt.


Waar je wel rekening mee moet houden met het bepalen van de dikte van je wisselstroombekabeling, is de lengte van het traject. Op dunnere kabels zijn sneller verliezen dan op dikke. Het is niet zinvol je hier ernstig over op te winden. Verliezen op bekabelingstrajecten van normale woningen zijn verwaarloosbaar. Het gaat pas echt tellen in de tientallen meters afstand. Je zou hierop moeten letten op bijvoorbeeld boerenerven waarbij de panelen soms op een bijgebouw zitten en een stuk verwijderd zijn van de hoofdaansluiting.


1-fase of 3-fase

Er zijn op het Nederlandse net maar twee soorten aansluitingen: 1-fase of 3-fase. Normaliter zal een gemiddelde woning een 1-fase aansluiting hebben. Bij grotere woningen of bij utiliteitsbouw vind je vooral 3-fase aansluitingen. Het verschil kun je een beetje zien als tussen een goede provinciale weg en een snelweg. Bij een provinciale weg heb je één baan waar al het verkeer overheen moet. Je kunt er hard rijden, maar veel verkeer krijg je er niet doorheen. Daarvoor heb je een weg nodig met meerdere banen, bijvoorbeeld een snelweg met drie banen. Dat is dan een 3-fase aansluiting.


Wat voor aansluiting je woning is, bepaalt dus hoeveel stroom je kunt afnemen, maar het bepaalt ook hoeveel stroom je kunt produceren. Die weg is namelijk net zo breed heen, als dat hij terug is. Bij de meeste huishoudens is dat niet erg. De consumptie verhoudt zich vaak met de maat van de woning. Grote woningen consumeren in de regel meer dan kleine. In de regel moet je met zonnepanelen aansluiten niet meer produceren dan dat je zelf verbruikt. Grotere woningen hebben dus meer zonnepanelen nodig dan kleinere, door de bank genomen.


Omvormers maken van de gelijkstroom die uit de zonnepanelen komt wisselstroom om in huis te gebruiken. Die wisselstroom kunnen ze 1-fase maken, of 3-fase: wat voor omvormer je neemt is bepalend voor zonnepanelen aansluiten. 1-fase omvormers zijn voor lagere aantal panelen dan 3-fase omvormers.


1-fase installaties

Het ligt voor de hand dat 1-fase installaties gebruikelijk zijn bij kleinere en gemiddelde huishoudens. Een 1-fase installatie kan zo klein zijn als één paneel en zo groot als 28 panelen. Er moet dan alleen even worden gelet op de dikte van de kabel. Tot aan 16 panelen wordt er met een 2,5 mm² kabel gewerkt. Hierna gaat het naar 4 mm² en tot slot naar 6 mm².


Zonnepanelen aansluiten op de groepenkast bij 1-fase installaties moet in principe linea recta op de groepenkast. Er zijn echter uitzonderingen. Hier komen deze uitzonderingen ter sprake.


De 1-fase PV-verdeler

Een algemeen en veel toegepast middel voor een korter bekabelingstraject is een PV-verdeler. Bij een PV-verdeler maak je gebruik van een bestaande kabel dat linea recta op de groepenkast is aangesloten. De kabel die hiervoor het meest gebruikt wordt is die van de wasmachine. In de meeste woningen hebben wasmachines namelijk een directe verbinding naar de meterkast omdat ze veel vermogen trekken. De kabel wordt gesplitst in twee groepen. Één is voor productie van de zonnepanelen en één is voor consumptie van de wasmachine. Zo’n kabel is 2,5 mm². Deze mag maximaal 16 A worden afgezekerd om te voorkomen dat de kabel niet overbelast raakt. In de groepenkast hoef je niets aan te passen. Je kunt via deze methode dus wel 16 panelen plaatsen.


Gewoon een kleine groepenkast

Wat niet vaak wordt gedaan, maar in principe wel mogelijk is, is een PV-verdeler te maken voor meer panelen. De dikte van de kabel moet dan omhoog. Je zou bijvoorbeeld een 2,5 mm² kabel eruit kunnen halen en 4 mm2 erin kunnen stoppen. Dat is niet altijd even makkelijk. Een normale 16 mm pvc-buis is niet erg breed. Dikkere kabels erin duwen valt niet altijd mee. Je moet bovendien maar hopen dat er niet te veel bochten in de leidingen zitten, anders krijg je de ene kabel er wel uit, maar de andere kabel er niet meer in.


Krijg je dit echter wel voor elkaar, dan kun je een PV-verdeler maken met 20 A automaten. Hier kunnen tot wel 20 panelen op. Hetzelfde principe zou je kunnen herhalen met 6 mm² kabel en een 32 A zekering. Je moet wel in de groepenkast controleren of deze kabel met de juiste automaat is afgezekerd. Het zou kunnen zijn dat hij lichter is afgezekerd dan het maximale vermogen van de kabel, maar dat hoeft niet per se.


Pv-verdelers en de moderne woning

Dit scenario is niet heel waarschijnlijk, maar we verwachten dat we het toch wel meer gaan tegenkomen. Dat heeft te maken met elektrische voertuigen. Er komen steeds meer elektrische auto’s bij en mensen zijn ze steeds meer thuis aan het opladen. Dat gebeurt niet allemaal bij de voordeur in de buurt van de meterkast. Soms is dat ook in de schuur in de tuin. Hiervoor moet een aparte kabel getrokken worden en dat is meestal gebeurd voordat wij zonnepanelen aansluiten op de groepenkast. Als er dan op de schuur panelen moeten komen, kun je een hele nieuwe kabel trekken naar de meterkast, maar je kunt ook gebruik maken van de bestaande groep voor de auto in de schuur en daar een PV-verdeler op maken.


3-fase aansluitingen

Je begint eigenlijk pas met een 3-fase omvormer voor zonnepanelen aansluiten op de groepenkast vanaf een paneel of 14. Waar het wel mogelijk is om een 1-fase omvormer aan te sluiten op een 3-fase aansluiting, is het niet mogelijk een 3-fase omvormer aan te sluiten op een 1-fase aansluiting. Vanaf ongeveer 18 panelen kom je bij een 3-fase aansluiting er simpelweg niet onderuit om een 3-fase omvormer toe te passen. Dat heeft te maken met de maximale stroom dat afgezekerd mag worden per fase volgens NEN1010.


In Nederland hebben we afgesproken hoeveel stroom we maximaal mogen afzekeren op een kabel. De aansluiting van een woning is natuurlijk niets anders dan zo’n kabel. De meeste 3-fase aansluitingen zijn 3*25A. Dat wil zeggen dat er over die ader maximaal 25 A kan. Als er meer overheen gaat, springt je hoofdzekering eruit. Voor de veiligheid hebben we gezegd dat er per groep maximaal 16 Ampère mag worden afgezekerd. Stel je gaat dus een 1-fase systeem plaatsen, dan mag dat systeem dus niet meer zijn dan 16 A. Dat is ongeveer 16 panelen die je dan kunt plaatsen. Als je meer panelen wilt plaatsen, zul je dus moeten uitwijken naar een 3-fase omvormer. Met een 3-fase kabel kun je per fase 16 A terugleveren. Je zou dus 3*16A kunnen plaatsen. Hiermee kom je op wel 42 panelen.


Voor de meeste huishoudens is 42 panelen meer dan genoeg. Als je toch meer panelen wilt plaatsen, kun je een verzwaring van je aansluiting nemen. Met welke stap je groter wordt, is afhankelijk van de netbeheerder. Hier in de regio is 3*35A gebruikelijk. Hierna komt 3*50A of 3*80A. Deze aansluitingen zijn meestal wel een stuk duurder dan normale aansluitingen.


Een 3-fase PV-verdeler

Een PV-verdeler maken van 3-fase automaten zou in theorie wel kunnen, maar wordt in de praktijk vrijwel nooit gedaan. Wat je natuurlijk wel hebt is groepenkasten op een andere locaties dan waar de hoofdaansluiting binnenkomt. Dit zie je vooral bij huizen met bijgebouwen, bijvoorbeeld boerenschuren. Naar zo’n locatie loopt dan een wat dikkere kabel waar de groepenkast op zit aangesloten. Je kunt op zo’n locatie ook de zonnepanelen aansluiten. Je moet er wel natuurlijk op letten dat de groepenkast stevig genoeg is om teruglevering aan te kunnen en dat de kabel naar de hoofdaansluiting dik genoeg is voor het teruggeleverde vermogen.


Lasdozen

Lasdozen gebruik je bij zonnepaneelinstallaties bijna nooit, behalve bij micro-omvormer systemen. Het is mogelijk om verschillende wisselstroomstrings op het dak te verbinden met een lasdoos. Dit wordt door de fabrikant van APS toegestaan en wordt vaak gebruikt in plaats van een kabelverbindstuk. Er zijn hier net echt voordelen of nadelen aan. Een PV-verdeler wordt vaak gezien als lasdoos, maar dat is eigenlijk heel anders omdat er tussen de verbindingen beveiligingen zitten in de vorm van automaten.


Zekeringen in de groepenkast

De groepenkast bevindt zich eigenlijk altijd in een meterkast. Het is vaak de eerste plek waar wij kijken als we ergens op bezoek gaan. Wij komen allerlei groepenkasten nog tegen in ons werk. Misschien heb je wel een oude groepenkasten met de porseleinen stoppen, of een modernere met kunststof stoppen. Het beste is als je een groepenkast hebt met allemaal automaten. Zonnepanelen aansluiten kan hier zonder een uitbreidingskastje dan geïntegreerd worden.


De groepenkast kun je zien als een soort verdeelstation voor de woning. Hij trekt stroom uit het net en verdeelt dit op de groepen die daarom vragen. De meter houdt bij hoeveel stroom er getrokken wordt. De zekeringen in de groepenkast voorkomen dat kabels van de groepen overbelast raken. Als ze overbelast raken, springt de zekering eruit.


In de groepenkast vind je meestal drie soorten kastjes. De zekeringen, de aardlekschakelaren en de hoofdschakelaar. De hoofdschakelaar is de poort tussen de groepenkast en de aansluiting op het net. Deze zorgt ervoor dat de groepenkast niet overbelast raakt, maar het is ook handig om de groepenkast volledig mee uit te kunnen zetten voor bijvoorbeeld onderhoud.


Oudere groepenkasten

Sommige oudere (kleinere) groepenkasten hebben geen hoofdschakelaar. Dat is voor zonnepanelen aansluiten niet per se een probleem. Toch is het helaas door de NEN1010 niet toegestaan om de installatie aan te sluiten. Een installatie voor zonnepanelen aansluiten op de groepenkast moet volgens de regels van NEN1010 altijd aangesloten zijn op een groepenkast met een hoofdschakelaar.


Moderne groepenkasten zijn redelijk compact. We komen ook nog groepenkasten tegen met ouderwetse zekeringen. Als er niets mis mee is, hoeven ze niet vervangen te worden. Als we denken dat zonnepanelen aansluiten niet veilig is, adviseren we de groepenkast te vervangen. Een groepenkast vervangen begint meestal qua prijs rond de € 400,- excl. btw en loopt door tot rond de € 1000,-. De werkzaamheden komen op de factuur en de btw ervan kan worden teruggevraagd als zijnde onderdeel van de werkzaamheden.


Als je een oude groepenkast met stoppen hebt, is het niet erg om daar de zonnepanelen op aan te sluiten. We maken er gewoon een uitbreidingskastje naast en stoppen daar een automaat in. We verbinden de automaat met draadjes achterlangs met de spanningsrail van de groepenkast.


Hoofdschakelaar

Bij oudere groepenkasten en kleinere groepenkasten kom je vaak tegen dat er geen hoofdschakelaar in zit. Vaak zit er nog wel een aardlekschakelaar die dient als hoofdschakelaar. Tegenwoordig is voor zonnepanelen aansluiten op de groepenkast een hoofdschakelaar verplicht. Een hoofdschakelaar plaatsen is echter niet eventjes geregeld.


Voor het aanbrengen van een hoofdschakelaar heb je een elektricien nodig met zegelrecht. Zo’n elektricien heeft een speciale tang bij zich om een zegel te plaatsen. De zegel zelf is een beperkte tijd houdbaar en best wel duur. Een normale zonnepaneelinstallateur zal niet bevoegd zijn dit werk te doen. Wij huren er altijd iemand voor in. Meestal zijn de kosten hiervoor tussen de € 150,- en € 200,-.


Aardlekschakelaren

Een aardlekschakelaar meet continue de stroom tussen de aarde en de nul en als er te veel stroom uit lekt, zet hij alle groepen op zijn rail uit. Stroom lekken is iets anders dan kortsluiting. Kortsluiting ontstaat als de nul en de fase met elkaar in contact komen. Lekstroom is als de bekabeling in een apparaat stroom lekt, bijvoorbeeld.


In tegenstelling tot wat veel mensen denken als ze het woord aardlekschakelaar horen, heeft een aardlekschakelaar geen betrekking op de aarde in de groepenkast. Het is er zelfs niet op aangesloten. Het biedt zelfs niet tegen alles bescherming. Als je als mens een nul draad en fase aanraakt, gaat er gewoon een stroom lopen door je lichaam en functioneert de aardlekschakelaar niet. Pak je alleen een fase draad vast, dan stroomt er elektriciteit naar de aarde en zal er een verschil ontstaan in de meting. Dan pas klapt de aardlekschakelaar eruit. Om die reden worden baden en douchebakken soms geaard, omdat dan de stroom makkelijker wegloopt en de aardlekschakelaar er sneller uitklapt bij een ongepland contact met elektra in een natte ruimte.


Er is eigenlijk een lange broeierige discussie over het onderwerp of zonnepanelen aansluiten wel achter een aardlekschakelaar moeten en zo ja wat voor soort. Er zijn goede argumenten voor beide kampen te verzinnen. Over het algemeen wordt wel aangenomen dat het veiliger is een omvormer achter een aardlekschakelaar te zetten. Aan de andere kant bestaat er de regel dat een apparaat dat linea recta aangesloten is op de groepenkast niet achter een aardlekschakelaar hoeft. In het geval van een omvormer is dat natuurlijk wel het geval. Omvormers hebben zelf ook een aardlekbeveiliging erin. Vandaar dat veel installateurs een aardlekschakelaar niet plaatsen.


Wij plaatsen doorgaans wel achter een aardlekschakelaar. Vroeger hadden omvormers meer lekstroom dan tegenwoordig. Hierdoor was het soms nodig om de aardlekschakelaar te verzwaren van 30 mA lekstroom naar 300 mA lekstroom. Tegenwoordig zit er bijna helemaal geen lekstroom op een omvormer, dus is dat niet nodig.


Waar wij ook erg op letten bij zonnepanelen aansluiten op de groepenkast is hoeveel groepen er op een aardlekschakelaar zitten. Volgens NEN1010 mogen er niet meer dan vier groepen achter 1 aardlekschakelaar zitten. Als we dit tegenkomen hebben we echter nog wel een troef. Dat is de aardlekautomaat, ook wel een Alamat genoemd. Daar zo meer over.


Automaten (groepen zekeringen)

Achter de hoofdschakelaar en de aardlekschakelaren bevinden zich de verschillende groepen in huis. In moderne groepenkasten worden deze afgezekerd met automaten. Vaak zijn dat automaten van 16 A, maar het is eigenlijk beter als de automaat afgestemd is op de belasting van de groep. Lichtere automaten zijn niet alleen goedkoper, ze zijn ook gevoeliger. Als er op een groep alleen een paar lampjes zitten, kun je beter dus een minder zware automaat hiervoor gebruiken. Als er met het apparaat iets aan de hand is en deze veel te veel stroom trekt, dan gaat de automaat ook eerder uit.


B en C karakteristieke automaten

De meest gebruikte automaat voor zonnepanelen aansluiten is 16 A B-karakteristiek. Het verschil tussen B-karakteristiek en C-karakteristiek is de snelheid waarmee de automaat uitgaat. Een C-karakteristiek geeft een beetje extra ruimte op een groep om veel vermogen te geven. Dit zie je vooral in industriële toepassingen. Er zijn bepaalde apparaten die maar even heel veel vermogen trekken en daarna een stuk minder. Een wasmachine doet dat bijvoorbeeld ook op verschillende momenten in het wasprogramma. Het is niet erg als er even iets te veel stroom over een kabel gaat, zolang het maar niet te lang is. De C-karakteristiek houdt hier rekening mee. Een omvormer heeft dat echter niet nodig omdat deze nooit meer stroom produceert dan de maximale uitgangsstroom. Je gebruikt bij zonnepanelen aansluiten op de groepenkast dus eigenlijk altijd een B-karakteristiek, ook al zou een C-karakteristiek in 99% van de 100 gevallen ook prima werken.


3-fase automaten

Bij 3-fase automaten worden er altijd 3-fases en de nul geschakeld. Ook hier is de meest voorkomende automaat de 3*16 A. De 3-fase automaten zijn flink wat groter en nemen meer ruimte op in de groepenkast. Niet zelden moet er een speciaal uitbreidingskastje voor gemaakt worden die in verbinding staat met de groepenkast. De 3-fase automaten worden vaak direct op de hoofdzekering aangesloten of ze lopen via een andere 3-fase automaat van de groepenkast. Een 3-fase automaat wordt vrijwel nooit achter een aardlekschakelaar gezet. De alamat voor 3-fase wordt bijna nooit toegepast. Deze is erg duur en 3-fase wordt altijd direct op een groepenkast aangesloten.


De alamat (of aardlekautomaat)

Zoals boven gesteld mogen er dus maar vier automaten op één aardlekschakelaar. Als de aardlekschakelaar vol is, kunnen we een nieuwe aardlekschakelaar plaatsen en daar één groep op zetten. In groepenkasten is ruimte doorgaans schaars. Om voor 1 groep een extra aardlekschakelaar te plaatsen en een aparte groep, is niet erg handig. We kunnen ook een automaat en aardlekschakelaar in één plaatsen voor de specifieke groep van zonnepanelen aansluiten. Dat noem je een aardlekautomaat, óf alamat in het kort. De alamat kan direct op de hoofdschakelaar geplaatst worden.


De meeste alamats zijn 16 A en worden zoals met de normale automaten doorgaans als B-karakteristiek geplaatst. Wij zijn niet al te scheutig met alamats plaatsen. Ze zijn 6-7 keer duurder dan normale installatie-automaten. We houden ons echter graag aan de regels van NEN1010, en dat is ook wat waard.


Zonnepanelen aansluiten: een taak voor de puzzelaar

Zoals hierboven te lezen zijn er eindeloze constellaties waarop je zonnepanelen kunt aansluiten op de groepenkast. Wij hebben hier alleen een aantal populaire methodes genoemd. Elders op deze site zijn nog tal van suggesties en ideeën die gerelateerd zijn aan dit onderwerp, zoals waar je een omvormer het best kunt hangen. Neem natuurlijk contact met ons op als je denkt dat we je kunnen helpen met een maatoplossing.

8.947 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page